Eerste herinnering

Ik probeer te wiebelen met mijn kont. Het beton waar ik op zit is koud, m’n billlen zijn stijf. Op de galerij is altijd schaduw, de zon valt op de balkons aan de andere kant van het flatgebouw. De wind waait zachtjes om mijn benen, fris aan mijn blote kuiten. Ik ril eventjes. De onderkant van het hek van de galerij snijdt een beetje in de achterkant van m’n bovenbeen. Toch zit ik het liefst op deze manier: op de grond, m’n benen bungelend over de rand, door het hek gestoken. Veilig achter de balustrade, maar wel dicht bij de rand, zodat ik alles wat beneden op de parkeerplaats gebeurt, goed kan zien.

Er komt een auto aan. Ik pak de spijlen van het hek stevig in m’n handen en trek, ga wat rechterop zitten. De auto heeft de verkeerde kleur. Hij rijdt ook naar de verkeerde kant van de parkeerplaats.

Met m’n voorhoofd leun ik tegen de spijlen van het hek. De typische ijzergeur van de roestplekjes dringt m’n neus binnen. De geur van wachten. Voorzichtig steek ik m’n tong uit, lik snel even aan de spijl voor m’n neus. Ruw aan mijn tong. Het proeft net zoals het ruikt. Snel kijk ik achter me, om te zien of mijn moeder niets in de gaten heeft. Die vindt het vast niks, dat likken. Maar op de galerij is het doodstil. Mam is in huis ergens mee bezig. De voordeur staat open, ik hoor haar rommelen in de keuken, maar ik kan haar niet zien.

Zo dadelijk komt pap thuis. Dan gaan we samen spelen. Maar nu zit ik hier te wachten tot ik zijn auto de parkeerplaats op zie rijden.

social